Veel Nederlanders zijn geschokt over het feit dat de overheid het wetsvoorstel heeft goedgekeurd dat je als burger automatisch geboekt staat als orgaandonateur, tenzij je aangeeft geen organen te willen doneren. Het is blijkbaar een controversieel onderwerp. In diverse artikelen wordt er met name getwijfeld aan ‘hersendood’; hoe dood is dat wel?
Hersendood
Orgaantransplantatie vindt plaats op een lichaam dat hersendood is verklaard. Dat wil zeggen dat de functies van de hersenen, inclusief de hersenstam en het verlengde merg, volledig en onherstelbaar verloren zijn geraakt – althans zo zou het moeten zijn. Iemand kan dan niet meer zelfstandig ademhalen en het lichaam kan de bloeddruk en lichaamstemperatuur niet meer regelen. Om de vitale functies, zoals het blijven kloppen van het hart, nog te laten verlopen is beademing noodzakelijk. Via het ruggenmerg verlopende reflexen kunnen ook nog aanwezig zijn. Deze toestand is juridisch gelijkgesteld aan de dood. Maar eigenlijk is iemand dan nog niet dood, maar stervende.
Alleen al het idee dat hersendood nog niet ‘echt dood’ hoeft te zijn boezemt ons angst in. Het ‘weer wakker worden uit de hersendood’ komt zeer zelden voor en is vaak te wijten aan onzorgvuldige diagnostiek. De diagnostiek voor hersendood is moeilijker te stellen in sommige situaties zoals bijvoorbeeld bij medicijnvergiftiging of onderkoeling.
Waar huist onze ziel?
Behalve de angst over het wel of niet echt dood zijn bij de diagnose hersendood en het wel of niet nog pijn kunnen waarnemen en beseffen wat er gebeurt tijdens de operatie na hersendood, betwijfelen velen onder ons eveneens dat ons lichaam enkel en alleen een mechanisch organisme is. Velen voelen aan dat het meer is dan dat, dat er een ziel in huist, die na de ‘echte dood’ zijn weg moet vinden naar de andere kant. En de vraag is of die ziel dat kan zolang een van de organen waarin de ziel huisde, doorleeft in een ander lichaam.
Het geheugen van het hart.
Paul Pearsall deed al eind jaren ’90 onderzoek naar orgaantransplantaties. Hij onderzocht een aantal cases en zijn vraag daarbij was of, en in hoeverre er ‘een deel van de ziel of geest mee getransplanteerd’ wordt. Hij beschrijft dit in zijn boek ‘Het geheugen van het hart’. Hij ‘ontdekte’ dat met name na harttransplantaties de ontvanger van het hart (tijdelijk) een complete persoonsverandering liet zien.
Een vrouw bleek na een harttransplantatie seksueel geen remmingen meer te hebben. Ze had het hart van een prostituee ontvangen. Een vegetariër ontving een hart van iemand die beslist geen vegetariër was en ontwikkelde na de transplantatie een voorliefde voor kippenvleugeltjes. Ook bleek liefde heel erg verbonden te zijn met het hart. Wanneer iemand de partner ontmoette van zijn donateur bleek de passie tussen beiden nog te bestaan.
Er is een filmpje – een filmpje om orgaandonatie te promoten (of juist niet?) – van een hond wiens baasje in het ziekenhuis belandde, overleed en zijn hart doneerde. Op het filmpje is te zien hoe hond en ontvanger elkaar herkennen nadat de ontvanger hersteld was en het ziekenhuis verliet, waar de hond trouw was blijven wachten.
https://www.youtube.com/watch?v=wlFiMoCbVMQ
Zelf vond ik het een naar idee dat ik – na een transplantatie – hetzij zelf zou doorleven in een ander lichaam, hetzij in mijn lichaam ‘een vreemde geest’ zou gaan huizen. Ik heb er ooit voor gekozen niet te doneren en dus ook niet te ontvangen.
Maar toch ….
Het is voor mij aannemelijk dat er, na een transplantatie, op een manier een zielsuitwisseling / zielsverbinding plaatsvindt of hoe je dat ook zou willen noemen. En daarom vind ik moeten we toch ook aandacht besteden aan het ‘spirituele’ aspect dat betrokken is bij transplantaties.
Wat laten (familie)opstellingen zien hierover?
Het zijn zeldzame situaties en in de 20 jaar dat ik bezig ben met (familie)opstellingen ben ik het slechts één maal tegengekomen. Het ging om een overleden broer van iemand, die zijn hart had gedoneerd.
Het begin van de opstelling liet veel spanning zien bij (de representanten van) zowel de overleden broer en zijn familie, de ontvanger en zijn familie en bij de betrokken artsen.
De overledene was nog erg verbonden met de materiële wereld, als het ware ‘nog niet over naar de zielenwereld’ en de ontvanger was niet helemaal ‘aanwezig in de materiële wereld’ en neigde naar de wereld van de doden, en in het bijzonder liet hij een verbintenis zien met de donor.
Om meer rust en ontspanning te brengen bij de betrokkenen in deze opstelling, was het belangrijk om de overledene goed afscheid te laten nemen van het leven, zijn familieleden, maar vooral van zijn hart.
Zinnen als: “Lief hart, dank dat je me zo lang in leven hebt gehouden. Ik kon niet blijven en moest naar het rijk der doden. Jou liet ik achter om in een ander lichaam dienst te doen. Ik waardeer jou om het leven dat je mij liet leven. Ik hoop dat je nu ook een ander lichaam wilt dienen, een lichaam van iemand die nog graag door wil gaan op deze wereld. Ik neem mijn geest en ziel mee naar de wereld van de doden. Daar hoor ik nu thuis. Maar ik sta jou toe om door te gaan in het lichaam van een ander en zijn zielsweg op deze aarde verder te ondersteunen.”
Het afscheid moest maken dat de donor helemaal de materiële wereld kon verlaten en zijn hart (door iemand gerepresenteerd) zich gekend en gerespecteerd voelde. Maar vooral ook dusdanig herkend voelde als een bezield organisme dat ook tijd nodig heeft om afscheid te nemen en een nieuwe plek te verwerven (in dit geval in een ander lichaam).
Nadat donor en zijn hart vrede hadden met de situatie lieten we eerst de ontvanger afscheid nemen van zijn hart. “Lief hart. Heel lang heb je mij gediend. Maar op een moment kon je gewoon niet meer. Ik moet jou laten gaan – in liefde.”
Het hart van ontvanger antwoordde: “Beste …, ik kon niet meer. Ik heb jou heel graag gediend en het was fijn bij je te zijn. Helaas hield het voor mij op een gegeven moment op. Ik gun jou je verdere pad en sta toe dat je dat met een ander hart doet. Ik zegen jou en je ‘nieuwe hart.”
We lieten de donor tegen de ontvanger zeggen: “Ik heb jou mijn hart gegeven. Een hart dat mij mijn leven lang goed heeft bijgestaan. Mijn hart wil dat nu ook voor jou doen. Ik gun jou een langer leven en je doet mij en mijn hart eer aan het te nemen en er de rest van je leven het beste van te maken.”
Het bleek ook belangrijk te zijn de artsen bij het ritueel te betrekken. Voor alle betrokkenen voelde het goed om tegen de artsen te zeggen: “Beste artsen. De operatie brengt wat spanning met zich mee. Jullie hebben je werk goed gedaan, maar er miste nog iets.”
Donor tegen de artsen: “Het is voor mij belangrijk om afscheid te nemen van het leven en mijn hart om helemaal naar de andere kant te kunnen gaan.”
Ontvanger: “Voor mij is het ook belangrijk om respectvol afscheid te nemen van mijn hart en hem te bedanken voor wat hij voor mij heeft gedaan. Pas dan kan ik het nieuwe hart omarmen en verwelkomen, zeker wanneer ik daarvoor de zegen krijg van de donor. Dat is nu gedaan en we willen jullie bedanken voor jullie zorg en kunde om dit mogelijk te maken.’ Deze zinnen brachten ook voor de artsen opluchting.
Dit ritueel gaf alle (representanten van) betrokkenen rust en ontspanning en vooral ook aan de vraaginbrenger.
Ik ben ervan overtuigd – ook al is dit niet ‘meetbaar’ – dat zo’n ritueel op spiritueel niveau de transplantatie completer en succesvoller kan maken.
Susanne Hazen.
Bronnen:
Pearsall, P. 1998. Het geheugen van het hart.
Het geheugen van het hart, Cokky van Limpt – 16/09/02, 00:00: http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/article/detail/2796981/2002/09/16/Het-geheugen-van-het-hart.dhtml
https://nl.wikipedia.org/wiki/Hersendood
http://www.de-lemniscaat.nl/orgaandonatie/
